terug naar index

 

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16

 

Vrouw dood gevonden in zwaar vervuilde woning

“Nou, dag meiden, leuk dat jullie geweest zijn, hoor! Doen jullie de groetjes aan je moeder?” “Ja, dat is goed, mevrouw Van Kralingen, zullen we doen. Bedankt voor alles!” zei Janneke, één van de vriendinnetjes van Angelique, aan het eind van het feestje voor haar zevende verjaardag. “Nou,” zei Cindy van Kralingen, Angeliques moeder, “dat was gezellig, hè?” “Hé, waar is je barbiepop gebleven? Die had je toch zo trots aan iedereen laten zien?” “Ja,” zei Angelique, “ik heb hem aan Debbie gegeven. Die vond hem zo mooi. Ze zei, “ik wou dat ik er zo één had.”” “Maar dan moet je hem niet meteen weggeven, hoor, Angelique! Ik had hem jou voor je verjaardag gegeven omdat het bovenaan je verlanglijst stond, toch?” “Ja, dat is waar, maar misschien vond Debbie hem nog wel mooier dan ik. En Debbie was laatst toch ziek? Nu voelt ze zich vast beter.” Nu had Angelique de pop niet meer, maar ze had nog wel de andere Barbiekleertjes en de Barbiespiegel, en Ken, en nog meer dingen van de Barbie-set.

Angelique ontgroeit de poppen, wisselt ze geleidelijkaan in voor jongens. Ze is dertien, zit in de tweede van het gymnasium. Ze is voor de tweede keer ongesteld geworden. Ze voelt zich niet zo heel goed, maar ze voelt zich tegelijk heel groot en flink; ze is trots. Ze is ook al iets langer dan veel van de andere meiden in de klas. Daarbij heeft ze een heel mooi kopje, en, om het ook nog mooi af te toppen: ze heeft wilde hoogblonde krullen. Sommige jongens kijken regelmatig haar kant uit. Er is één dikkige jongen met een bril, Reggie, en die vraagt elke dag wel een keer, als ze naar een ander lokaal moeten, of hij haar tas mag dragen. Angelique vindt het nu wel mooi geweest, en als ze van Duits naar Natuurkunde moeten, zegt Angelique tegen Reggie: “Hé, ik zal nu jouw tas wel dragen, hoor.” “Hè? Waarom?” “Nou, jij draagt mijn tas al vaak genoeg, nu wil ik jouw tas wel een keer dragen!” Reggie krijgt een rood hoofd, en de andere jongens lachen en stoten hem aan. “Ja, Reggie, jij zat steeds aan die van haar, nou mag zij ook een keer aan die van jou!”

Een schoolvriendin van Angelique, Cynthia, is al wel iets langer dertien; ze is iets ouder dan Angelique. Toch heeft ze Cynthia nog niet met tampons rond zien lopen. Dat wordt op den duur natuurlijk een beetje genant. “Kijk, Cynthia, dit heb ik voor je gekocht. Hier.” En ze geeft haar een doosje tampons. “Hè? Wat moet ik daarmee?” “Nou, gewoon, voor als je straks een keer ongesteld wordt.” “Ja, nou én? Dan krijg ik die wel van mijn moeder. Hou bij je, die handel,” zei Cynthia, en liep van haar weg de wc uit. Angelique bleef staan met het pakje in haar handen, en wist niet precies hoe ze het had.

Een jaar later, op dezelfde school. Angeliques beste vriendin is Helga. Voordat ze naar het derde jaar gaan, moeten ze definitief kiezen of ze doorgaan met Gymnasium, of dat ze verder gaan in de Havo. Angelique heeft wel een Vwo-advies gekregen, maar Helga kan alleen maar Havo doen. Daarom heeft Angelique ook maar voor de Havo gekozen. Op dezelfde school zag ze trouwens Debbie weer, die vriendin van de lagere school, die ze haar Barbiepop had gegeven. Debbie vond het heel leuk om Angelique weer te zien. Alleen, Debbie ging wel naar het Vwo; Angelique niet. Debbie was het afgelopen jaar vaak thuisgebleven, omdat ze ziek was. Zo heeft ze wel een paar maanden les misgelopen. Ze moet wel erg slim zijn, als ze dan ook nog op het Vwo overgaat naar de volgende klas.

Helga woont in een gehucht vijf kilometer van school vandaan, net als Angelique zelf. Ze fietsen dus vaak samen naar school, en meestal ook samen terug naar huis. Helga is wel een stoere meid. Ze kan een grote bek opzetten, ze rookt en drinkt, en ze heeft ook wel eens geblowd; Angelique kijkt tegen haar op. Met haar zul je je niet gauw vervelen. Eén keer moet Helga voor straf een uur nablijven. Angelique wacht aan het eind van de middag gewoon op Helga; daarvoor moet ze wel een uur of langer blijven hangen. Tenslotte mag Helga eindelijk weg, en Angelique wacht haar op, op de gang bij het nablijflokaal. “Hé, ben jij er nog steeds?” “Ja, ik dacht, anders kunnen niet samen naar huis rijden.” “O, nou, dat hoeft echt niet, hoor.” “Nou ja, ik ben er nu toch, laten we dan samen fietsen.” Maar er was ook nog een jongen die samen met Helga na moest blijven. Dus reed die met de twee mee naar huis. Ken, zo heette die jongen, was, wat ze wel noemden “een leuke jongen”. Ken zei tegen Angelique: “Als je toch zo laat naar huis wilde fietsen, had je ook wel tijdens de les met ons mee kunnen keten en klieren. Dan had je er ook nog lol van gehad.” Ken vond het wel leuk dat Angelique meefietste. Angelique had totaal niet in de gaten welk effect ze op jongens had, met haar figuur, haar mooie snoetje, en dat meanderende blonde haar. De hele rit terug naar Moordrecht zat Ken haar uit te dagen, en Helga hing er een beetje bij. “Nou, ik ben bijna thuis,” zei Angelique op een paar honderd meter van haar huis langs de Ringvaart. “O, nou, laten we hier dan maar even afscheid nemen. Stoppen!” Ken zette zijn fiets neer, liep naar Angelique, en kuste haar rustig en teder op de mond. Angelique was stomverbaasd, Helga was woest, stapte weer op, demarreerde en verdween.

Volgende dag, Angelique wacht langs de Ringvaart tot Helga langskomt op weg naar school. “Ik rijd door, ik rij niet meer met je mee, je pikt mijn vriendje af, we zijn geen vriendinnen meer!” Angelique is ten dode bedroefd, ze is haar beste vriendin kwijt; Ken kan d’r niet schelen.

Ze gaat weer naar school, ze komt Helga tegen, die negeert haar. Ze komt Ken tegen; ze probeert hem te negeren; ze wil dat het goed komt tussen Ken en Helga. Maar dat gebeurt niet. Ken zit achter Angelique aan. Het lukt Angelique een poosje om hem te ontlopen, maar op een dag pakt ze haar fiets uit de fietsenstalling en daar staat Ken. Ze staat met haar fiets aan de hand, maar kan niet om Ken heen. Ze praten samen, Angelique gaat het gesprek niet uit de weg en ze vindt het ook leuk om met hem te praten. Als ze weer zoenen, moet ze aan Helga denken, maar ze kan Ken niets weigeren. Ze krijgen verkering. Op zaterdagavond gaat Ken gewoon met zijn vrienden uit. Veel van zijn vrienden zijn een stuk ouder dan hij, werken al en hebben een auto. Ken heeft ook een auto; dat hij geen rijbewijs heeft, deert hem niet. Ken en Angelique knuffelen en zoenen vaak in de auto, maar Ken wil meer. Die ene keer dat Ken wél met haar uit wil op zaterdagavond, gaan ze naar een discotheek in Gouda, en rijden ze in de auto terug naar het dorp. Ken parkeert ergens op een plek waar geen mensen komen, ze gaan liggen zoenen en knuffelen, en Ken knoopt Angeliques bloesje los. Angelique wil het eigenlijk niet, maar ze kan Ken niets weigeren, en ze vindt het ook wel lekker dat haar borsten gestreeld worden. Maar het houdt niet op onder haar beha. En steeds weer kan ze Ken niets weigeren. Maar ze vindt ook alles wel lekker. Ze heeft dus geneukt met Ken, en ze vindt het indrukwekkend dat Ken een echte man is, en dat zij nu ook een echte vrouw is.

Intussen hebben ze niet goed opgepast. Angelique is over tijd. Ze schaamt zich verschrikkelijk. Ze vindt het heel belangrijk dat haar ouders het weten. Ze vertelt altijd alles aan haar ouders, maar ze durft het niet. Ze vertelt het aan Ken. Die schrikt zich rot. Ken is woest op haar. "Hoe kun je zo stom zijn! Had je dan helemaal geen voorbehoedmiddel gebruikt? Ben je niet gewoon aan de pil?" Angelique heeft er geen antwoord op. Ze voelt zich schuldig. Ze wil Ken niet tot last zijn. Ken zegt dat ze het moet laten wegmaken, als ze zwanger zou zijn. Hij zegt dat ze naar de dokter moet.

Angelique gaat naar het spreekuur van de dokter. Die vraagt of ze het kind wil; Angelique zegt dat ze het niet weet. De dokter vraagt of de vader het kind wil. "Mijn vader?" vraagt Angelique. De dokter kent zijn patiënt, maar schrikt nog van zoveel onbenul. "De man die dit bij je gedaan heeft! Wil hij een kind met je?" Nee! De dokter zegt dat het nog niet vaststaat dat ze zwanger is maar ze moet een overtijdsbehandeling ondergaan. "Ik regel het voor je. Je ouders hoeven het niet te weten te komen." Aldus geschiedt. Ken wil haar niet meer zien, en ontloopt haar op school. Wel heeft Ken het aan een paar vrienden verteld, en het duurt niet lang of een groot deel van de klas en andere mensen op school weten het. Een paar aardige maar niet zo populaire meisjes vinden haar stoer, en kijken tegen haar op, maar sommige andere meisjes maken schampere opmerkingen. Sommige jongens doen wat schunnige suggesties. Toen Angelique voor de ingreep in het Dijkzigtziekenhuis kwam, liep ze Cynthia nog tegen het lijf; die was daar kennelijk ook voor een 'vrouwenprobleempje'. Cynthia heeft wel eens raar gereageerd tegen Angelique, maar ze vond haar toch altijd wel aardig, dus ze maakten een praatje. Maar waarvoor ze daar waren, lieten ze allebei in het midden.

Als ze haar Havo-diploma heeft gehaald, gaat ze naar de Sociale Academie. Angelique heeft een doel: ze wil mensen helpen die problemen hebben. Ze heeft zelf aan een welzijnswerkster over haar problemen verteld, en ze is nog steeds onder de indruk hoeveel begrip die voor haar had, en wat een intelligente en gevoelige vrouw dat was. Zo zou ze ook willen zijn. Zelf heeft Angelique ook meiden op school aangehoord over hun problemen. Zij kon met die meiden blijven praten, terwijl hun echte vriendinnen al verveeld de aula verlieten om een peuk te gaan roken. Ze heeft die meiden ook oplossingen aan de hand gedaan, en ze is hen de dagen nadat ze gepraat hadden blijven opzoeken. Nu gaat ze daar haar vak van maken. Op de Sociale Academie van Rotterdam gaat ze de opleiding Inrichtingswerk doen. Ze zou best heen en weer kunnen met de brommer naar Rotterdam, maar ze gaat er op kamers, om ook wat van het echte leven te proeven. Zelf zou ze net zo lief bij Papa en Mama blijven, maar sommige meiden en haar zus zeggen dat het wel goed voor haar zou zijn, als ze eens onder de moederkloek vandaan kwam, en haar moeder zelf zegt het ook. Ze gaat een kamer zoeken samen met een klasgenoot, Mennie, die daar ook gaat studeren, maar dan aan een andere opleiding.

Voor Angelique was dit de grote sprong in haar leven. Later zou ze het juist de grote breuk in haar leven noemen. Ze had gelukkig wel veel aan Mennie, die altijd goed op haar lette, en altijd klaarstond om haar te helpen. Angelique vond veel medestudenten en docenten heel 'diep'. Als ze een vraag stelde aan een docent, dan wilde die vaak eerst weten: wat is de vraag achter je vraag? Zodoende kon een docent rustig een kwartier van zijn college voor jouw vraag uittrekken. De groep zat daar niet mee; veel studenten waren relaxed, rookten tijdens het college, de docent zelf ook; er werd gewoon geblowd in de klas; er werd gebreid, en niet alleen door de meiden. Het leek bijna meer op een heel grote en drukke huiskamer, dan op een collegezaal. Veel studenten noemden Angelique voor het gemak Blondie. Ook doordat er net op Toppop een zangeres was die zo heette, maar Angeliques haar was veel langer. Ze moest voor meer dan honderd gulden boeken kopen, maar die boeken werden nauwlijks gebruikt. Er waren maar weinig gewone hoorcolleges, en dat was misschien ook maar goed. De docent antropologie sprak zo enorm langzaam, dat de realiteit zijn theorieën al inhaalde, terwijl hij nog aan het woord was. In de tijd die hij nodig had om één van zijn volzinnen af te maken, was de bewering die hij aan het begin van de zin deed, inmiddels al niet meer geldig. De gastsprekers in colleges waren wel interessant; vaak vertegenwoordigers van de uitgebuite arbeidersklasse. Dat er in het algemeen geen touw aan vast te knopen was, leek maar weinigen te deren. Er was ook eens een Turkse gastarbeider uitgenodigd, en die kon nog nauwelijks Nederlands, en die hield zijn verhaal gewoon in het Turks. De docent vond: hij moet zo authentiek mogelijk zijn verslag doen. Niemand, de docent niet, geen van de studenten, die iets ervan verstond, maar ze dachten dat de concierge het wel zou verstaan, want dat was ook een Marokkaan.

De jaargroep van Inrichtingswerk was een bijeengeraapt zootje. Het begon met tweeëndertig man, twee weken later waren er nog elf over, en vervolgens kwamen er weer acht anderen bij. Je zou denken dat de meerderheid rond de zeventien was, maar het merendeel was rond de twintig, er waren een paar uitschieters van over de veertig, en ook een zestiger. Angelique was niet de jongste. Er was een leerling bij van veertien. Die was kennelijk zo briljant, dat hij na twee jaar gymnasium tot de opleiding kon worden toegelaten. Maar het kon ook een neefje van één van de docenten zijn. Er was één meisje dat ze nog kende van Moordrecht, Janneke. Een typisch meisje voor deze studie, meer nog dan Angelique zelf: heel opgewekt, positief en behulpzaam.

Een jongen die opviel was Krijn, achttien jaar, met een bril, een woeste bos krullen, een korte maar toch nog wilde baard, en een wat ongelukkig uitgevallen gebit; als hij zijn mond dicht deed, bleven er altijd nog een paar tanden buiten staan. Misschien was dat het ook, waarom hij meer op zijn gemak was als hij het woord had. Hij behoorde tot de actiefste studenten. Er was geen discussie binnen de eigen werkgroep of in groter verband, of hij liet zich er gelden. Hij had altijd wel een mening, alleen, hij noemde het geen mening, maar hij sprak van 'de noodzakelijke maatschappelijke stellingname', maar daar liet hij zich niet op voorstaan; in een discussie stelde hij zijn positie in de waagschaal. Als er tijdens colleges door een docent werd gesproken over de positie van arbeiders binnen bijvoorbeeld, havenbedrijven, dan poneerde hij de stelling dat er arbeiderszelfbestuur in de havens moest komen. Krijn drukte zozeer zijn stempel op colleges, dat een docent vaak buitenspel kwam te staan. Niet iedereen was daarvan gediend. Voordat de eerstejaars ook maar een inleiding hadden gehad in de psychologie en de psychiatrie, probeerde Krijn al medestanders te vinden voor wat hij noemde de 'anti-psychiatrie'. Angelique vond hem wel leuk en interessant, ze keek langs de scheve tanden heen, en zag een jongen die haar liefde en bevestiging goed kon gebruiken. Hij was op zijn beurt aangetrokken tot haar geduld en haar zachtaardigheid. Krijn bleef vaak lang in de kantine hangen, waar de drank rijkelijk vloeide, en de vloei gevuld werd met exotische, bijna hallucinerende stuff. Krijn had problemen, maar nu had hij eindelijk iemand bij wie hij zijn hart kon luchten. Angelique hoorde hem aan, over zijn ouders die hem altijd pressten om iets degelijks te gaan doen, zoals zijn vader opvolgen in de kruidenierszaak, of anders ergens te gaan werken om te sparen voor een auto en een huis, zoals zijn broers, maar Krijn had andere aspiraties: hij wilde de mensen helpen om hun lot in eigen handen te nemen en te ontsnappen aan de eeuwige kringloop van productie en consumptie. Angelique steunde hem en was altijd bereid hem al haar aandacht te geven. Anderzijds stelde Krijn eisen waar Angelique niet aan kon voldoen; ze was niet iemand die vanuit zichzelf een heel betoog kon opbouwen. Eigenlijk sneeuwde Krijn haar helemaal onder, legde zwaar beslag op haar, en kon kribbig reageren als Angelique haar woordje niet klaar had, en niet duidelijk stelling kon nemen. Ze woonde na een paar maanden praktisch bij hem in, maar vluchtte vaak ook naar haar eigen kamer, bij Mennie. Mennie legde dan ook beslag op haar. Het was Mennie erom te doen echt een gezamenlijk huishouden te voeren, en er ook voor elkaar te zijn, en goed met elkaar te praten. Mennie leek wel wat op Krijn, maar in tegenstelling tot hem, was Mennie praktiserend christelijk. Tussen de regels door liet ze Angelique wel blijken dat ze haar levenswandel verre van stichtelijk vond, en ze had veel aanmerkingen op Krijn.

Angelique lijdt onder de veeleisende vrienden Krijn en Mennie, en haar studie raakt in het slop, ook doordat ze nog eens vrijwilligerswerk doet. Ergens in het begin van het tweede semester zoekt Angelique hulp bij de vertrouwenspersoon van de 'Soos'. Die functie wordt vervuld door de zeer bevlogen Desdemona. Deze hulpverlener bestudeert de rollen en de posities die mensen in iemands omgeving innemen, en vooral de invloed die ze op een individu kunnen uitoefenen, volgens de leer van Erich Fromm. Ze zal, gedurende een aantal sessies, samen met Angelique die posities analyseren. Angelique ondergaat een bevrijdende invloed van deze wonderbaarlijke verlichte vrouw. Angelique leert dat zij zelf de invloed van Krijn en Mennie kan pareren met haar enorme capaciteit tot menslievendheid. Angelique is enthousiast over de visie van Desdemona. Ze drinkt haar woorden in; het is alsof ze gehypnotiseerd raakt. Behalve dat Desdemona een getalenteerd begeleider en een begaafd spreker is, heeft ze een opvallend uiterlijk: een prachtig gebeeldhouwde kop en de perfecte maten. Ze zou een zus van de actrice Raquel Welch kunnen zijn. Een enorm inspirerende vrouw, en daarbij een mannenmagneet. Ze heeft ongetwijfeld een avontuurlijk liefdesleven, of ze is gewoon gelukkig met de perfecte man.

De sessies van Angelique bij Desdemona zijn niet zwaar, maar ze duren lang, en vinden twee of drie keer per week plaats. 'Intimiteit' en 'macht' zijn voortdurend terugkerende thema's in de langdurige gesprekken. De studentenbegeleider hoort Angelique uit, maar op haar beurt hoort Angelique elke keer weer wat nieuws over Desdemona's privéleven. Ze is niet getrouwd. Ze heeft regelmatig intiem contact met een man die met een andere vrouw getrouwd is. Het is een havenbaron die ook nog eens een hoge positie in het Rotterdamse stadsbestuur heeft. Uit de dingen die Desdemona loslaat maakt Angelique op dat ze aan sadomasochisme doen.

Als Angelique vrijdag met de bus naar haar ouders in Moordrecht gaat, ziet ze Debbie soms in de bus, en praten ze weer eens met elkaar. Debbie zit op de Universiteit en studeert geschiedenis. Debbie is niet alleen een beeldschone meid, ze is ook heel lief en geeft je veel aandacht. Debbie herinnert zich nog dat Angelique haar d'r eigen barbiepop gaf. Debbie is vanaf dat moment zelf heel vrijgevig geworden. Een aantal keer ziet ze haar vrijdags in de bus, maar maandags dan niet meer in de bus terug. Dan was ze in Moordrecht gebleven, omdat ze ziek was, hoorde ze later.

Krijn heeft altijd veel op te merken als hij de krant leest. Hij kan zich dagelijks opwinden over de KVP-ers in het kabinet-Den Uyl, over Prins Bernhard, de Amerikanen in Cambodja, over het vervuilde slib dat het havenbedrijf gewoon in de natuur dumpt. "Als je dan ook enkel en uitsluitend Het Vrije Volk leest!" Angelique kocht nog wel eens het Rotterdamsch Nieuwsblad en zelfs de Telegraaf, maar dat vooral ook om hem eens goed te stangen. "Het zijn trouwens niet meer de Amerikanen die in Cambodja zitten. Het is nu de Rode Khmer die daar aan het moorden is." Ze begon zich langzaamaan een eigen mening te veroorloven. Daarom had ze laatst bij de sigarenboer een paar keer een andere krant gekocht dan ze Krijn zag lezen. Het stond voor haar al gelijk aan diepgravend journalistiek onderzoek. Mennie schrok ook toen ze in hun gedeelde huiskamer iets heel anders aantrof dan het Reformatorisch Dagblad. Angelique had de Candy gekocht. Ze wilde weten hoe sommige mannen eigenlijk naar vrouwen kijken, en wat ze van vrouwen verlangen.

Door een nieuwe manier van naar de wereld kijken, krijgt ze zoveel energie, dat ze alles wat haar zoveel energie kostte - de moeizame studie, Krijn wiens bedilzucht en afhankelijkheid haar omlaag trok, Mennie die haar een schuldgevoel bezorgde - nu zonder kopzorgen overwint. Angelique vindt haar plaats in de wereld, en ze werkt een paar mannen af die haar veel plezier bezorgen. Desdemona zelf blijft haar inspirerende boodschap verkondigen aan nieuwe zoekenden, die net als Angelique ook weer opbloeien, terwijl Desdemona op haar beurt onthechter raakt, en daarbij juist zwakker en armer wordt.

Desdemona ziet er elke keer dat Angelique haar bezoekt weer slechter uit. Wel is de begeleider verheugd over hoe Angelique zich ontwikkelt. Ze motiveert haar en leert haar zich uit te drukken. Angelique cijferde zichzelf altijd weg, en dat verandert niet wezenlijk: ze luistert naar anderen, en laat anderen het woord, maar in één-op-één contacten met medestudenten blijft ze zoeken naar wat die mensen beweegt, en wat ze willen, en iedereen in haar groep vindt dat heel stimulerend. Als er werkgroepen worden gevormd wil iedereen haar wel erbij hebben. Het einde van het eerste jaar op de academie nadert. Angelique kijkt uit naar een andere woning. Mennie heeft wel in de gaten welke kant het opgaat met haar huisgenoot. Mennie zou het, ondanks haar kritiek, vreselijk vinden als Angelique vertrok.

Angelique heeft regelmatig gepeild bij Desdemona hoe ze het voor elkaar krijgt haar liefdespartners ondergeschikte rollen te laten spelen. Desdemona klapt wel uit de school daarover. En ze vertelt niet alleen over de intimiteiten, maar ze begint ook op te scheppen over openbaar bekende mannen met wie ze het gedaan heeft. Ze is in de positie om die mensen het leven zwaar zuur te maken. Waarom zou ze dat dan doen? Desdemona zegt, bitter: "Ze zijn verdorven. En ze hebben mij bedorven."

Ze komt onderhand aan het eind van haar tweede studiejaar. Ze ziet Krijn niet zo vaak meer. Die raakt lichtelijk wanhopig door Angeliques emancipatie. Ze heeft hem duidelijk gemaakt dat ze hem nog wel wil zien, maar dat ze zich vrij voelt om te vrijen met wie ze wil. Ze wil geen vaste relatie meer. Ze gaat ook een etage voor zichzelf zoeken. Mennie staat nu voor een probleem. Gaat ze een andere huisgenoot zoeken? Gaat ze ergens een kleiner appartement voor haar alleen betrekken? Angelique vraagt haar of het voor Mennie geen tijd wordt om een man te zoeken. "Ik heb een man, al een tijdje." "O, wat leuk voor je. Ken ik hem?" "Nee, ik ben bang van niet." "Hoe heet hij?" "Hij heet Jezus Christus!" Ja, zeg, dat is flauw. Ik wist ook al wel dat ze in de Heer was, dacht Angelique. Nou ja, ze is kennelijk voorzien.

Angelique vindt een etage voor zichzelf, een behoorlijke woonkamer, met een klein keukentje, en een badkamer met douche, in het centrum. Ze is gestopt met de begeleiding door Desdemona, maar ze zullen elkaar niet uit het oog verliezen; Desdemona wil haar graag nog met enige regelmaat blijven zien. Desdemona heeft Angelique geleerd niet uit te gaan van wat de ander vindt en wil, maar van zichzelf, van haar eigen normen en verlangens. Angelique zal altijd mensen willen helpen; dat is er niet uit te slaan. Het zal haar sterker maken, wanneer ze onafhankelijk van ander bepaalt wat ze voor een ander doet. Nog een jaar, dan is ze klaar met de opleiding. Intussen heeft ze al een baan als ambulant medisch sociaal werker. Ze kan worden opgeroepen als iemand in de stad, of een omliggende gemeente, acute problemen heeft, medisch of sociaal. Als iemand doorgedraaid raakt en dreigt een ander of zichzelf iets aan te doen, dan wordt zij erop afgestuurd.

Angelique maakt haar opleiding af. Nu is ze gediplomeerd sociaal werker. Ze gaat verder met het ambulante werk dat ze al deed. Ze komt met de merkwaardigste patiënten in aanraking: een grootmoeder die zwaar overstuur bij haar kinderen komt en met alle geweld haar kleinkinderen wil zien. Een jaloerse man die, wanneer hij zijn vrouw met een andere man treft, acuut homo wordt en het met haar nieuwe man wil aanleggen. Een oude man die in de Maas wil springen omdat hij in zijn hele leven geen liefde gekend heeft. Een boer die uit wanhoop in de gierput gesprongen is, nog net op tijd ontdekt door de knecht. Soms, als die mensen al een eind heen zijn, en ze krijgen Angelique te zien, denken ze: "hee, een engel. Ik ben al in de hemel". Maar ze arriveert ook wel eens écht te laat.

Na een aantal korte relaties raakt Angelique weer aan de man. Ditmaal niet met een 'socio' maar met een havenarbeider met een grote bek. Zo iemand heeft ze lang geleden iets mee gehad: Ken. Dat was een onbetrouwbaar sujet. Daar kon ze indertijd niet goed mee omgaan. Nu wel. Hoe betrouwbaar Henk is, heeft ze nog niet ondervonden, maar hij is ongecompliceerd, ontzettend joviaal, en, voor de verandering, iemand die voor haar zorgt, in plaats van altijd andersom.

Een schandaal was het! De minister van Verkeer en Waterstaat, drie jaar geleden nog burgemeester van Rotterdam, heeft op radio en tv bekendgemaakt dat hij aftreedt. Hij wordt gecompromitteerd door een vrouw met wie hij sadomasochistische séances had, terwijl hij getrouwd was en een paar jonge kinderen had, en in functie was als burgemeester. Hij is er zelf mee naar buiten gekomen, om te voorkomen dat de vrouw in kwestie dat voor hem deed, wat een nog groter schandaal zou zijn geweest.

Ze moet wanhopig, buiten zinnen, woest op de wereld zijn geweest. Angelique probeert weer met Desdemona in contact te komen; ditmaal zal zij háár op haar beurt bijstaan.

In de tussentijd, sinds ze begon met haar sociale opleiding, naadloos doorlopend in haar sociaal werk, is Rotterdam rotter dan daarvoor geworden, stap voor stap. Het groene schiereiland Rozenburg met koeien en vogels, en het stuk duinrand van De Beer: alles platgewalst voor meer kaden, kranen, loodsen en honderd km2 stelconplaten.

De kranen en containers, machines en trailers wonnen het van de opgestroopte mouwen en de klauwen, het rollen van de vaten en het scheppen van het graan.

De jeugd trok naar de stuff, maar de arbeiders hielden het bij hun biertje en borreltje. Massa's havenarbeiders raakten hun werk kwijt. Daarvoor in de plaats kwamen flinke dagelijkse doses drank, maar ook drugs hielpen de leemte te vullen. Nu meldden zich ook Portugezen, Joegoslaven, Turken en Marokkanen aan de kades en op de schepen. Voor veel van hen was er werk, of anders ook weer drugs.

Rotterdammers zijn als het volk van Israel in het verre Egypteland: na verwoesting en bevrijding volgden twintig jaar sloven en werken, en die weer gevolgd door twintig jaar slempen, blowen en snuiven.

Het spul zelf trok weer gebruikers van heinde en verre, van Frankrijk, Duitsland, overal vandaan. Je kon pleinen voor of achter de stations vinden, vol drinkende, blowende, basende en spuitende Rotterdammers, immigranten en drugstoeristen; de nog onbebouwde bombsites bezet door junkies en hoertjes. Je kunt blikken vol sociaal werkers opentrekken, maar er valt niet tegenop te hulpverlenen.

De sief, die kenden ze al wel aan de Keileweg. En nu, in de late jaren tachtig, komt de kwaal die er nog net aan ontbrak, schijnbaar meegesmokkeld op de grote vaart vanuit de tweede wereldhaven New York. De laatste der Egyptische plagen, de kennelijke straf voor het sjacherige scharrelen, tussen mannen en vrouwen, en tussen mannen en mannen. Clean, neigend naar de drank, verloren aan de drugs: iedereen met een actief liefdesleven, liefst snel wisselend van partners, vooral beroepsbeoefenaars, is kandidaat voor het nieuwste van het nieuwste: Hiv, de onaanzienlijkst denkbare naam voor de ziekste ziektekiem.

Angelique komt, op een keer wanneer ze op het Beursplein aan het winkelen is, Helga tegen. Ondanks de vroegere strijd om het vriendje vindt ook Helga het leuk elkaar weer te ontmoeten. Maar er is weer iets pijnlijks gebeurd, wat ook weer aan toen herinnert: Helga is vrij jong getrouwd, maar ze is kort geleden gescheiden. Twee jaar geleden trouwde ze met hem. En nu was haar man er vandoor met een andere vrouw.

Angelique en Debbie zouden heel goede vriendinnen kunnen zijn, maar nog steeds komen ze elkaar vooral tegen in Moordrecht, en soms in de bus daarnaartoe. 's Zomers spreken ze regelmatig in Moordrecht af, op een terras langs de Hollandse IJssel. Een enkele keer gaan ze samen naar Gouda, inkopen doen, en op een terras op de Grote Markt hun levens doornemen. Dan staat Debbie erop om Angelique vrij te houden. "Geweldig om je hier te zien, Angelique! Jij en ik zouden samen geweldig werk kunnen doen. Al die mensen uit de haven verdienen zoveel beter. Ze zijn jarenlang uitgeknepen door de reders, en nu ze de zestig hebben bereikt, worden ze als kapotte instrumenten overboord gezet." Debbie kan zich goed inleven in de afgebeulde, overwerkte zeelui; misschien omdat ze zelf ook zo'n zwak gestel heeft.

Angelique ziet Krijn bij het tehuis voor thuisloze zeelui, waar hij de zeelui begeleidt. "Hartstikke tof, wat jij hier zo doet, schat, maar jij moet eerst maar eens goed voor jezelf zorgen, voor je je druk gaat maken om zoveel anderen. Zij zien er met hun zestig jaar beter uit dan jij op je dertigste. Stop nou 'es met dat massale schuiven en spuiten!" Angelique had al gehoord dat Krijn ook sommige zeelui van drugs voorzag, en hij berekende de afgezwaaide matrozen niet direct de dealerskosten door, maar hij onthield het wel, en hij was intussen een factor in hun verslaving. En zelf lustte hij er ook wel van. Ze snapte niet goed waar al dat geld voor al dat spul vandaan kon komen. Ergens moest hij het op een akkoordje hebben gegooid met de dealers, die via hem solide afnemers vonden.

De volgende keer komt ze Janneke tegen in het tehuis. Janneke, Angeliques jeugdvriendin, is nu dus met Krijn. Zij helpt op het tehuis. Een paar maanden later als Angelique langskomt om van gemeentewege toe te zien op de gezondheid en goede behandeling van de afgedankte varensgasten, is Janneke op haar beurt weer voor Krijn aan het zorgen. Ze maakt eten voor hem, zorgt dat hij iets gezonds binnenkrijgt. Uit solidariteit met Krijn heeft Janneke ook twee keer heroïne gespoten. Krijn vindt het zo fideel dat Janneke nu deelt in zijn lot, zijn verslaving. Hij knapt er in elk geestelijk van op. En je kan niet zeggen dat het van haar kant geen opoffering is; haar solide gezondheid is ermee heengegaan.

Angelique heeft bij elk drama waar ze vrouwen uit gered heeft, zelf zijdelings schade opgelopen. Bij het redden van de boer uit de gierput heeft ze een onopgemerkte methaanvergiftiging opgelopen. Ze is er enige longcapaciteit bij ingeschoten. Slapeloze nachten heeft ze gehad van de dreiging die de Rotterdamse bestuurder annex haventycoon op haar heeft losgelaten. Als ze in de buurt van het havenbedrijf komt, en als ze langs het stadhuis op de Coolsingel fietst, krijgt ze hartkloppingen en ademnood.

Het oudezeemannenhuis trekt meer zorglustig vrouwvolk. Mennie, Angeliques vroegere huisgenoot, is nog altijd zwaar in de Here; zij probeert in het tehuis de zeelui de boodschap van Jezus te slijten. Ze raakt verliefd op één van de verslaafde zeelui. Ze ziet in hem met het lange haar en de baard en de littekens, niet in de handen, maar op de binnenkant van de armen, de weerschijn van de Lieve Heer. En was Die ook niet uit vissen gegaan op het meer van Tiberias? Mennie heeft zichzelf overdrachtelijk laten kruisigen. Haar oudvarensgast was van lieverlee gaan inbreken en stelen om zijn spul te bekostigen. Mennie ging mee op zijn nachtelijke inbraaktochten, en droeg haar steentje bij. De geroutineerde inbreker wist wel uit de handen van de politie te blijven. Zo niet Mennie. Ze werd meermalen voor een aantal weken ingesloten. De omgang met de ruwe bajeswijven is haar heel slecht bekomen.

Cynthia zit zwaar in de schulden. Ze was nooit in de positie dat ze de verantwoordelijkheid voor kinderen kon nemen. Ze had in de tussentijd drie of vier partners gehad, elk voor een jaar of vijf; ze heeft even zo veel abortussen gehad. Ze leeft verder, met of zonder man, maar in elk geval met wroeging om de afgedreven vruchten, en voortaan kinderloos. Angelique verzekert zich ervan dat Cynthia passende geestelijke zorg krijgt. Als Angelique haar medicijnen en huishoudelijke artikelen bezorgt, zegt Cynthia op het laatste moment dat ze niets van Angelique wil aannemen; ze wil niet als een kind behandeld worden. Dat begrijpt Angelique wel; ze zegt dat ze de spullen zal terugnemen, maar dat ze eerst nog even wat gegevens wil checken. In de tussentijd is Angelique verdwenen, en ze hoopt maar dat Cynthia, die haar nu niets kan teruggeven, het kan accepteren en het erbij zal laten. Maar Cynthia is trotser dan goed voor haar is. Ze werkt alles wat ze gekregen heeft de deur uit, en bij de volgende baarmoederlijke bloeding geeft ze ook geen sjoege.

Angelique komt Helga weer tegen, nu in het winkelcentrum in de Alexanderpolder. Ze heeft weer een nieuwe man. Dat wil zeggen dat ze verliefd is op een man, die ook heel veel van haar houdt, maar hij zit nog vast aan een vrouw van wie hij aan het scheiden was. Helga is er niet jonger op geworden. Ze wil Angelique wel vaker zien. Ze vindt het leuk om met haar over vroeger te praten. Er zijn een paar pijnlijke dingen gebeurd tussen Angelique en haar, maar Helga is ook een echte Rotterdamse. "Dat is water naar de zee gegaan," zegt ze. Het lijkt er overigens op dat ze niet veel met water heeft. Angelique vermoedt dat ze aan de vermouth is. Angelique zoekt haar vanaf nu regelmatig op. Helga wordt door de nieuwe man, met wie ze nog nauwlijks fatsoenlijk samen heeft kunnen zijn, alweer afgedankt. Het zal haar niet goed bekomen. Helga is altijd heel aantrekkelijk geweest; ze raakt door de tijd verweerd, maar kapt en kleedt zich nog altijd met effect, maar elke liefdesdreun verzwakt haar nog verder. En vanaf een zeker moment neemt Angelique haar op in haar zorgcliëntenbestand. Intussen is er nog meer water naar de zee gegaan. Ook de drank heeft rijkelijk gevloeid.

Angelique zoekt, heel veel later, Desdemona weer op. Die heeft jarenlang contact gehouden met de havenbaron en latere burgemeester en minister. De intimiteit heeft zwaar geleden onder de intimidatie, de macht die deze man uitoefende, op iedereen in zijn omgeving en niet in het minst op Desdemona. Ze heeft een boek geschreven over haar leven en de mannen die ze heeft ontmoet, en daarin muntte de excellentie uit in geniepigheid. Sinds de publicatie wordt ze regelmatig bezocht, vaak digitaal maar een enkele keer ook fysiek, door ambtenaren die beslag willen leggen op haar bezittingen. Er is een auto, een appartement, maar ook een computer waarop gevoelig videomateriaal te vinden zou zijn, en sommigen vrezen voor publicatie. Er wordt bij haar ingebroken, en voor de zekerheid wordt alles meegenomen. De politie wordt gevraagd, of liever: gesommeerd, bij die gelegenheid vooral de andere kant op te kijken. Zodoende hoeven de stromannen zich ook niets gelegen te laten liggen aan Desdemona's protesten, wanneer die toch gewoon thuis blijkt. Ze springen niet lichtzinnig met haar om wanneer ze zich tussen hen en haar spullen inwringt.

Debbie voelt zich erg betrokken bij het lot van de afgedankte zeelui. Ze wordt als historicus wel eens ingehuurd door gemeenten, en voor Rotterdam heeft ze een studie gemaakt van de havenarbeiders en hoe die zich in de loop der tijd hebben georganiseerd. Debbie beschikt vooral over intellectueel kapitaal. Financieel heeft ze het niet slecht, maar ze heeft geen vaste betrekking. Het is altijd weer hopen dat ze voor organisaties onderzoekswerk kan doen. Niettemin heeft ze een schenking van enkele tonnen gedaan aan het DokBondFonds, een pensioenfonds voor havenarbeiders. Het is niet dat ze een kist met gouden munten op haar zolder heeft staan; ze heeft ongetwijfeld een enorme extra hypotheek opgenomen. Angelique vreest dat dat zwaar boven haar macht is geweest. Als er op zeker moment boter bij de vis wordt verlangd, kan Debbie aan die wens geen gehoor geven, en ligt haar lot in handen van de deurwaarder. Elk ander zou daartegen in het geweer komen, maar bij Debbie vindt het tegenovergestelde plaats. Haar fysieke toestand, toch altijd al broos, lijdt er zodanig onder, dat er niet te denken valt aan enig tegengas. Terwijl ze wegkwijnt, wordt er beslag gelegd op haar banktegoed en haar spullen.

Rozen verwelken, schepen vergaan. Angelique laat zich met veel mensen in, vooral veel mensen die zelf niet opkunnen tegen de zelfopgelegde verplichtingen. Janneke, Debbie en Cynthia zijn te goed voor deze wereld geweest, te zwak voor krachten die ze te weerstaan hebben. Het geven was ze steeds zaliger dan het nemen. Helga heeft een zwak voor mannen en van dat ras niet de meest solide types, en haar hartzeer moet ze wel wegspoelen met sterk spul, om ze te vergeten en moed in te drinken voor de volgende klap. Mennie zoekt haar heil in de hemel. Desdemona komt tussen hamer van het stadsbestuur en aambeeld van haar hemelbed terecht.

En nu is er, in een ruime luxueuze etage met uitzicht over de Nieuwe Maas, het levenloze lichaam gevonden van een nog ongeïdentificeerde betrekkelijk jonge vrouw. De etage staat op naam van een verhuurder die ook wel anonieme huurders accepteert. Hij kan alleen een mannelijke huurder melden, maar hij kan geen naam noemen. De woning is zwaar vervuild, en de vrouw heeft al een paar weken dood op een bed gelegen; door de winterse temperatuur, de open ramen, en de verder onbewoonde belendende woningen, is de lijklucht al die tijd door niemand opgemerkt. Het onderzoek door de recherche van het Rotterdamse politiecorps loopt nog.